Een aantal weken geleden schreef ik er al over: we gaan verhuizen. En tussen het kluswerk door mocht ik afgelopen week aan een groep geïnteresseerden een uur lang over de stationsomgeving vertellen. Veel te kort natuurlijk, het lange (en mooie) proces, de keuzes, het huidige ontwerp laten zich maar moeilijk in een uurtje vatten. En terwijl ik deze presentatie aan het voorbereiden was, realiseerde ik me dat ik thuis eigenlijk met een soort mini-stationsomgeving aan het werk ben. Kost gelukkig een stuk minder en duurt ook beduidend minder lang, maar de principes zijn niet veel anders. Allereerst: een goede voorbereiding is essentieel. Ten tweede: je begint met het maken van een hoop rotzooi en overlast (help, waar ben ik aan begonnen), vóórdat je er weer wat moois van maakt. Dat is zowel in het stationsgebied als in ons nieuwe huis de actuele fase. En ten derde: doe het nou in één keer goed. Half werk krijg je later spijt van.
En dus ben ik de hele dag met familie en vrienden druk aan het behangen, schilderen, door de kruipruimte tijgeren om kabels te trekken. U kent het ongetwijfeld wel. En dan einde van de middag de spinnenwebben en het stof uit je haren wassen om naar de raadsvergadering te gaan. Want sommige dingen gaan door en zul je dus tijd voor moeten maken.
En als ik érgens graag tijd voor maak is het de raadsvergadering. Het is eigenlijk altijd een zinvolle avond, altijd staat het gesprek centraal. Ik kan daarvan genieten, over welk onderwerp het ook gaat. En als het dan gaat over wat wel of niet wenselijke kaders zijn over alcoholconsumptie in een sportaccommodatie (wel of geen biertje in de foyer van de Wiltsangh) ga ik wat rechter zitten, want dat is natúúrlijk een meer dan zinvol onderwerp om over in gesprek te gaan. Maar helaas, in plaats van het goede gesprek was daar de, door onze fractievoorzitter terecht betitelde, betuttelmotie. Niets geen gesprek, geen inbreng of participatie van betrokkenen. Wel een paar raadsleden die, zoekende naar scoringskansen door komende verkiezingen, denken dat zinvol beleid ontstaat door van bovenaf opgelegde regeltjes. Zéggen dat ze vertrouwen hebben in het vakkundige personeel en zéggen dat ze graag, in gesprek met alle betrokken partijen, gezonde kaders willen schetsen. Maar in werkelijkheid met een paar knullige regels in een motie de kaders alvast inkleuren, zonder gesprek, blijkbaar zonder vertrouwen in personeel én bezoekers. U leest het, we waren het niet met elkaar eens.
Dat leverde een pittig, maar inhoudelijk debat op. Waarop de indienende partijen hun knopen telden (er was door ziekte geen meerderheid) en aankondigden het over een maandje nog eens te proberen. Om de dag erop een venijnig stukje te schrijven dat het zo jammer was dat er een lacherig, inhoudsloos debat werd gevoerd. Totale onzin, de indieners werden op inhoud én op vorm van repliek gediend. Ik hou persoonlijk meer van het eerlijke verhaal, dus luistert u vooral terug en trek uw eigen conclusie. Wellicht dat die goed gespeelde verongelijktheid na de verkiezingen op 15 maart wel voorbij is, maar het doet de geloofwaardigheid allemaal geen goed.
Het is een beetje zoals de stationsomgeving of dat nieuwe huis: doe het in één keer goed. Dat begint met voorbereiden door alle betrokken partijen inspraak te geven. De bouwput hebben we gelukkig bij de Wiltsangh al gehad, maar dan ook het laatste stukje (waaronder het horecabeleid) in één keer goed. Dus het goede gesprek en geen betutteling als losse flodders in campagnetijd.
Het maakte wel dat ik, voor het eerst sinds ruim 5 jaar, liever m’n tijd in m’n eigen bouwput besteedde dan in de raadszaal.
Pieter-Jan van Rossen